Lezing over het Driekoningenfeest
maandag 5 januari 2015, Riouwstraat 1
op de ledenavond in Den Haag
door Mario Matthijsen
Voorafgaande aan de lezing werden de weekspreuken 38 en 39 en 40 voorgedragen door Wim Maaijen. Vanwege een samenhang met de lezing worden deze spreuken hieronder weergegeven.
Weihe-Nacht-Stimmung
Ich fühle wie entzaubert
Das Geisteskind im Seelenschoß,
Es hat in Herzenshelligkeit
Gezeugt das heil’ge Weltenwort
Der Hoffnung Himmelsfrucht,
Die jubelnd wächst in Weltenfernen
Aus meines Wesens Gottesgrund.
An Geistesoffenbarung hingegeben
Gewinne ich des Weltenwesens Licht,
Gedankenkraft, sie wächst
Sich klärend mir mich selbst zu geben
Und weckend löst sich mir
Aus Denkermacht das Selbstgefühl.
Und bin ich in den Geistestiefen,
Erfüllt in meinen Seelengründen
Aus Herzens Liebewelten
Der Eigenheiten leerer Wahn
Sich mit des Weltenwortes Feuerkraft.
Beste vrienden,
Mij is gevraagd iets te brengen over het Driekoningenfeest. Ik heb daartoe inspiratie gezocht bij Rudolf Steiner en ook Sergej Prokofieff.
Zo kwam ik op een voordracht van Sergej Prokofjeff met als titel “Die Mysterien der Hirten und der Könige im Lichte der Anthroposophie” die hij op 16 mei 1998 heeft gehouden in Moskou op de conferentie over “Die Suche nach der Sophia in der Gegenwart” op basis van de voordrachtenreeks van Rudolf Steiner met Kerst 1920 te Dornach over “Die Suche nach der neuen Isis, der göttlichen Sophia” [zie GA 202]. Een Duitse vertaling van de voordracht van Sergej Prokofieff was in1998 verschenen. In zijn boek over “Die himmlische Sophia und das Wesen Anthroposophie” [2e druk van 1998] heeft hij dit verder uitgewerkt.
Verder kwam ik op een voordracht van Rudolf Steiner, die hij op vrijdag 30 december 1904 heeft gehouden in Berlijn [het betreft de voordracht met als titel “Das Dreikönigsfest”; zie Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe, Heft 60 Weihnachten 1977] en die volgens de Rudolf Steiner Nachlassverwaltung de enige voordracht is waar Rudolf Steiner over het Driekoningenfeest heeft gesproken Over de drie koningen heeft Rudolf Steiner vaak gesproken, maar over het Driekoningenfeest dus maar één keer. Omdat ik aanneem, dat deze voordracht vrij onbekend is, zal ik vooral op de inhoud van deze voordracht ingaan.
Het betreft een voordracht die voortbouwt op de 2e keer dat Rudolf Steiner een kerstvoordracht hield, namelijk de voordracht van maandag 19 december 1904 te Berlijn. Deze kerstvoordracht zal ik er dus ook bij betrekken. En deze kerstvoordracht staat weer in een reeks van vier verwante kerstvoordrachten in Berlijn uit de jaren 1903 t/m 1906, waarvan de eerste werd gehouden op 21 december 1903 [het betreft de voordracht met als titel “Weltensein und Menschenwerden. Das Fest der Geistessonne in den ägyptischen Mysterien”; zie Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe, Heft 32 Weihnachten 1970] en de overige drie op 19 december 1904, 14 december 1905 (openbaar) en 17 december 1906 [het gaat om de voordachten uit resp. GA 92, 54 en 96 met resp. als titel “Die Geburt des Lichtes. Eine Weihnachtsbetrachtung”, “Das Weihnachtsfest als Wahrzeichen des Sonnensieges” en “Zeichen und Symbole des Weihnachtsfestes”; zie ook de afzonderlijke uitgave “Zeichen und Symbole des Weihnachtsfestes” met alleen deze drie voordrachten].
In 1904 is Rudolf Steiner nog in de begintijd van zijn verbinding met de Theosofische Vereniging (vanaf 1900). Vele termen zijn in die tijd dan ook van theosofische aard, hetgeen ik nu heb vertaald naar latere termen waar we thans meer vertrouwd mee zijn. In die tijd begonnen ook de voordrachtsreizen van Rudolf Steiner naar Duitsland, alwaar hij de basis van de antroposofie verwoordt met de kosmologie erbij en er wordt een begin gemaakt met het praktisch maken van de antroposofie voor het sociale. Verder was begonnen met de esoterische school. En vanaf 1902 heeft Rudolf Steiner de leiding over de Duitse afdeling van de Theosofische Vereniging en publiceert hij zijn basiswerk “Theosophie. Einführung in übersinnliche Welterkenntnis und Menschenbestimmung” [zie GA 9] en ook de serie artikelen in zijn tijdschrift “Lucifer-Gnosis” als boek over “Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten?” [zie GA 10] en over “Aus der Akasha-Chronik” [zie GA 11].
Dan nu de voordracht van vrijdag 30 december 1904 te Berlijn. Wat hij in deze voordracht als nieuw gezichtspunt aanreikt met betrekking tot de drie koningen (vergeleken met andere voordrachten van Rudolf Steiner over de drie koningen, aldus de redacteur Wolfgang Groddeck van de Beiträge in Heft 60 van Weihnachten 1977) is de opmerkelijke uitspraak dat de drie koningen Kaspar, Balthasar en Melchior in feite representanten zijn van resp. de Lemurische periode, de Atlantische periode en de Na-Atlantische periode. Het zijn gereïncarneerde wijzen met een hoge inwijdingsgraad in oude mysteriën. Dit wilde ik alvast noemen, zodat jullie vooraf weten wat het nieuwe is in deze onbekende voordracht van Rudolf Steiner over de drie koningen.
In deze voordracht begint Rudolf Steiner met erop te wijzen, dat hij wil aansluiten bij de kerstvoordracht die hij 11 dagen eerder in Berlijn hield op 19 december 1904. Daar ging het om de betekenis van het kerstfeest in de context van de mensheidsontwikkeling doorheen de cultuurperioden met een blik op verleden en toekomst. Om dit toch in het bewustzijn mee te kunnen nemen, zal ik nu een korte samenvatting van die kerstvoordracht geven.
Rudolf Steiner geeft aan, dat het kerstfeest op 25 december vanaf het begin van de Na-Atlantische periode steeds het Winter-Zonnewende-feest was in vele mysteriën. Het is dus al een oud feest van ver voor Christus.
In de oude Indische cultuurperiode keek men in de mysteriën met dit feest terug op de Hyperboreïsche periode (die een herhaling van de Oude Zon was) waarbij het één worden met het wereldwezen (Brahman) centraal stond.
In de oude Perzische cultuurperiode keek men terug op de Lemurische periode (die een herhaling van de Oude Maan was) waarbij de tweegeslachtelijke mens uit het vuur geboren werd en de geestwereld als dualiteit van goed en kwaad, van Ormuzd en Ahriman, werd ervaren.
En in de overgang naar de Egyptische cultuurperiode werd in de Mithramysteriën (met Isis, Osiris en Horus) het derde principe van de bemiddelaar ervaren, de verlosser die als het goede de omvorming van het kwade tot stand bracht, de stralende hemelse liefde die als levensgeest de lagere begeertes, driften en verlangens in het astrale lichaam van de mens verteerde en zo de menselijke disharmonie in overeenstemming bracht met de wereldharmonie, zodat de mens een uitdrukking kon worden van wereldkrachten die de wereldharmonie scheppen.
In deze mysteriën was de nacht van 24 op 25 december de inwijding tot die harmonie. Het was de 6e inwijdingsgraad in een reeks van 7 graden met als 1e de ‘Raaf’, waarbij men tot bij de tempel mocht komen, dan als 2e de ‘Occulte’, waarbij men in de tempel werd geleid, dan als 3e de ‘Strijder’, waarbij men bepaalde tempelwijsheden onder het volk ging verkondigen met de nodige strijd, dan als 4e de ‘Leeuw’, waarbij men een stam vertegenwoordigde, dan als 5e dat men een ware volksrepresentant werd, waarbij men doortrokken werd met het geestzelf principe (waar doorheen de Heilige Geest werkt), dan als 6e de ‘Zonnenheld’, waarbij men een ware representant van de mensheid werd en doortrokken werd van de levensgeest (waar doorheen de Zoon werkt) en dan als 7e de ‘Vader’, waarbij men aan de toekomst van de mensheid ging werken en doortrokken werd van de geestmens (waar doorheen de Vader werkt).
Om 12 uur in de nacht van 24 op 25 december vond dus de inwijding tot Zonneheld plaats, waarbij men naar het voorbeeld van de kosmische ontwikkeling van chaos (Oude Saturnus, warmte) naar ordening (Oude Zon, licht) de eigen duisternis ging doorlichten en zo een opstanding van het levensgeestlicht in de mens tot stand kwam. Men ervoer de Zon en men werd net zo onwrikbaar in het gaan van het pad van het wijze en goede zoals de zonnebaan aan de hemel onwrikbaar door de dierenriem gaat en nooit daarvan afwijkt. Hierdoor ervoer men ook de harmonie in zich en de vrede die daaruit voortkomt.
Naast de verborgen inwijding in de tempel was er ook een exoterisch feest onder het volk, waarbij op de winterzonnewende om 12 uur in de nacht de geboorte van het licht werd gevierd als symbool voor goddelijke openbaring.
Met het Mysterie van Golgotha kwam de Christus als representant van alle Zonnenhelden op aarde tot volle openbaarheid. Het binnenste van de tempel werd openbaar. Sindsdien is dat in ieder mensenhart mogelijk.
Pas in de 4e eeuw na Chr. ontstond er inzicht in deze samenhang. Daarom werd op 354 na Chr. het geboortefeest van Christus op aarde verlegt van 6 januari (waar het tot dan toe gevierd werd) naar 25 december, zodat het kon samenvallen met het lichtgeboortefeest, het Zonnenheldenfeest. Rudolf Steiner noemt dit een terechte verschuiving.
In de voorchristelijke tijd was licht en wijsheid van buitenaf aan de mens verschenen. Vanaf Christus in Jesus kon het licht in het menselijke hart geboren worden, individueel. Het voorchristelijke was dus een voorbereiding op dit wendingspunt met het Mysterie van Golgotha.
In onze huidige cultuurperiode gaat het erom, dat we deze individuele openbaring en de daaruit voortkomende vrede gaan begrijpen en nastreven, met de blik op de mensheidsleraren (de Vaderen), de meesters van wijsheid en samenklank der gewaarwordingen, die deze vredesbeweging leiden naar de komende geestzelfcultuur toe.
Op deze samenhang sluit dus Rudolf Steiner aan in zijn lezing van vrijdag 30 december 1904 in Berlijn.
In het vervolg van de voordracht komt Rudolf Steiner te spreken over het feest op 6 januari van de drie heilige koningen, de magiërs uit het oosten die de salomonische Jezus komen vereren. Over de doop van Jezus in de Jordaan en over de openbaring (Epifanie) van de Vader wordt in deze voordracht niet expliciet gesproken.
De symboliek wordt beschreven, waarbij wordt genoemd, dat deze tot in de 15e eeuw (het begin van de tijd van de bewustzijnsziel) werd geheimgehouden. Vanaf de 15e eeuw zijn er exoterische afbeeldingen te vinden met de donkere koning Kaspar uit Afrika, de blanke koning Melchior uit Europa en de Aziatisch gele koning Balthasar uit India. Zijn brengen resp. Mirre, goud en wierook als offergave naar Jezus in Bethlehem (zoals beschreven in het Matheus evangelie, hoofdstuk 2).
Dit feest op 6 januari is echter ook een oud feest, het Osiris-feest van Egypte, het feest van de teruggevonden Osiris, zoon van God. Dit oude feest, dat ook bij de Assyriërs, de Armeniërs en de Phoeniciërs te vinden is, is in het driekoningenfeest verchristelijkt. Het is een feest dat is verbonden met de algemene doop als wedergeboorte uit een onderdompeling in water, duidend op een samenhang met Osiris.
Dan geeft Rudolf Steiner aan, dat de verdwenen Osiris duidt op de overgang van de 1e naar de 2e helft van de Lemurische periode. In die tijd daalde het geestzelf als astraallichaam af in de mens en er ontstond in ieder mens een graf met daarin het geestzelf, verbrokkeld over alle mensen (de verbrokkelde Osiris). Het is de geestzelf-godheid, die in mensenlichamen verborgen woont totdat de persoonlijk verschijnende liefde als levensgeest hem komt wekken. Met deze geestzelfbevruchting in het midden van de Lemurische Periode waren ook de lagere begeerten, driften en verlangens in de mens gekomen als een verduistering van het goddelijke. Daardoor was, tot aan het Mysterie van Golgotha, het liefde-principe van buitenaf als aardse egoïstische verlangens werkzaam in de mens. Met het Mysterie van Golgotha bracht Christus de onzelfzuchtige liefde in het innerlijk van de mens Jezus en was voor het eerst de hemelse liefde persoonlijk verschijnend op aarde.
Dan beschrijft Rudolf Steiner, dat de drie koningen drie hoge ingewijden waren afkomstig van drie voorafgaande perioden. Ze waren doordrongen van het geestzelf en van de kosmische liefde als levensgeest. Ze waren Zonnenhelden (6e inwijdingsgraad). De zwarte Kaspar was de representant van de mensheid in Lemurië, de gelige Balthasar van de mensheid in Atlantis en de witte Melchior van de mensheid in Europa (Na-Atlantische periode). De offergaven hebben daarbij ook een symbolische betekenis. Zo drukt het goud, dat Melchior schenkt, het hoogst bereikbare van de Na-Atlantische periode uit, zijnde wijsheid en intelligentie. De wierook van Balthasar drukt gevoelsopoffering uit, opdat de Godheid het gevoel kan bevruchten. En de mirre van Kaspar wijst op de dood van het lagere en de opstanding van het hogere leven, zoals ook Goethe uitdrukt in zijn gedicht “Und solang du das nicht hast, dieses Stirb und Werde, bist Du nur ein trüber Gast, auf der dunklen Erde.” of ook Jacob Böhme in zijn gedicht “Wer nicht stirbt, eh er stirbt, der verdirbt, wenn er stirbt.” Zo brengen deze drie ingewijden hun ten hoogste ontwikkelde zielsvermogens als offergaven aan de salomonische Jezus, dus aan Zarathustra die hun leermeester was, hun ‘Vader’. Zij zagen daarbij het toen nog komende offer van Zarathustra (bij de doop in de Jordaan) vooruit. Voor dit offer was toen nog een lange voorbereiding van de lichamelijkheid nodig. Pas in de 6e cultuurperiode zal de voorbereiding starten om reeds als kind de Christus in je te kunnen opnemen, hetgeen dan in het 6e tijdvak (de 2e Na-Atlantische periode) pas geheel zal gaan uitrijpen. Dit betreft een offer van het aardse, opdat het hogere erin kan opleven en dat is dus wat de mirre symboliseert.
Volgens mij kan je zeggen, dat dit offer al eerder mogelijk was, maar nog op een niet individuele manier, bij de inwijding tot de 6e graad, tot Zonnenheld. Ook daarbij gaat het om de levensgeest die de mens van binnen uit doordrinkt.
Dus midden in de Lemurische periode wordt het geestzelfprincipe verbrokkeld in het graf van de mensen gelegd. Dan komt Kaspar die de mensheid kan opvoeden totdat het levensgeestprincipe als hemelse liefde in Jezus kan oplichten en zo de weg mogelijk werd tot een geïndividualiseerd reinigen in het vuur van de goddelijke liefde. Dan komt Balthasar, als representant van het principe van het cultische offer (wierook) dat in de Atlantische periode centraal stond. En dan komt Melchior, als representant van het principe van de wijsheid en de intelligentie (goud), dat in de huidige periode onze centrale opgave is. Deze hele ontwikkeling werkt dan door totdat het Christendom in het 6e tijdvak zal zijn geworden tot een dagelijks sacramentalisme (via de geboorte van de hogere mens).
Zo heeft Osiris zijn dood gevonden in Lemurië (het 3e tijdperk) en zal zijn opstanding vinden in het 6e tijdperk. Wij leven nu in het 5e tijdperk (de Na-Atlantische periode).
Zo wijst het feest van de drie koningen en hun verkondiging door hun offergaven op de geschiedenis van de mensheid van het 3e tot en met het 6e tijdperk.
Dan wijst Rudolf Steiner nog op de ster, die de drie koningen naar de geboorteplaats van hun leermeester leidde. Zij zagen in feite schouwend de ziel van Christus, die als een stralende leidende levensgeest-ster voor hen verscheen. Een normale ziel heeft een mat oplichtende aura, die zeker niet leidend kan zijn. Ook het hogere intelligente licht van het geestzelf, dat als een vloeiend licht in de aura van een mens verschijnt, kan nog niet leidend zijn, hoewel het al wel opwellend genoemd kan worden. Alleen de van levensgeest doorglansde aura geeft een leidend licht als een stralende ster. Zo zagen zij de Zoon die hen door de Christusziel oplichtend als levensgeest verscheen en hen zo naar de grot in Bethlehem leidde (het lichaam waarin de ziel woont ziet de ziener als een holte).
Zo is het driekoningenfeest van 6 januari een openbaringsfeest, een feest van de opstanding van het geestzelf in het individu door de werking van de levensgeest. Het is nodig dat we steeds meer gaan begrijpen wat een magiër als Zonnenheld is en wat de grote magiërs, de meesters en de Vaderen zijn. Dit is mogelijk via de geesteswetenschap. Hiermee sluit Rudolf Steiner deze voordracht af.
Dus, 25 december, de geboorte van het licht, het feest van de wereldlevensgeest, de reinigende liefde die vrede brengt, en 6 januari, de openbaring van het hogere, het feest van de opstanding van het geestzelf via de levensgeest, van de herborenheid. Deze twee horen onlosmakelijk bij elkaar.
Nu zou ik hier nog het volgende aan toe willen voegen.
Sergej Prokofieff, die zich baseert op Rudolf Steiner, heeft het over de koningen en de herders als representanten van twee grote mysteriestromen die vanuit Atlantis over de aarde gingen in resp. noordelijke en zuidelijke richting en onder leiding van resp. Zarathustra en Boeddha. De noordelijke koningsstroom bracht kosmische wijsheid en inzicht in het kwade en de verlossing daarvan en de zuidelijke herdersstroom bracht de gemoedskrachten als bron van liefdevol handelen dat ook kan omvormen. De eerste stroom was kosmisch georiënteerd. Men kreeg kosmische imaginaties van de verhouding tussen hemel en aarde, tussen goden en mensen, van harmonie en vrede (de Zonnenhelden). De tweede stroom was op het gemoed gericht. Men ervoer de natuur en kwam daarbij tot een liefde voor het handelen. De beide stromingen zijn op aarde ten tijde van het Mysterie van Golgotha en worden daar vertegenwoordigd door de koningen en herders. Daarbij hadden de herders hun wijsheid geofferd om zo de Christus impuls geheel in hun wil te kunnen opnemen via de bron van het voelen.
Deze gedachten zijn goed met het voorgaande te verbinden. De twee stromen komen dan samen rond de geboorte van de jezus-kinderen. Ook in onze Grondsteenspreuk komen ze samen, waarbij de oude mysteriën worden tot de nieuwe mysteriën op basis van een innige samenwerking tussen deze stromen. Deze samenwerking is meer dan van elkaar weten. Het is een elkaar omvatten, een zich in elkaar herkennen. De koningen verinnerlijken hun kosmische imaginaties en komen tot een doorchristelijken van de begrippen. De herders openen hun toewijding tot de natuur voor het kosmisch goddelijke in hun waarnemingen (het laboratorium wordt tot altaar).
Volgens mij incarneren de mensen, die bij Michael waren ten tijde van het Mysterie van Golgotha, zich in deze twee stromen en zijn zo in de Antroposofische Vereniging te vinden tijdens de Kerstbijeenkomst van 1923/24. Hoe zit het dan met de Platonici en de Aristotelici? Zijn dat resp de koningen en de herders? Ze waren toch allen bij Michael tijdens het Mysterie van Golgotha? En hoe zit het met de oude en jonge zielen en met de Christendom-moede en de naar Christus-verlangende zielen? Volgens mij zijn er vele groepen van mensen die tijdens die Kerstbijeenkomst naast elkaar aanwezig waren en die ook deels in elkaars stromingen waren geïncarneerd. Blijkbaar was voor Rudolf Steiner het onderscheid tussen koningen en herders cruciaal. Blijkbaar zijn er twee hoofdstromingen, waarin al die groepen incarneren.
Zou je Marie Steiner tot de koningsstroom kunnen rekenen en Ita Wegman tot de herdersstroom? Ondanks hun onderlinge strijd hebben ze uiteindelijk toch ook een beweging naar elkaar toe gemaakt. Die beweging zal na hun overlijden zeker zijn voortgezet. Het gaat er dus om, dat we door elkaars eenzijdigheden kunnen kijken, dat we deze twee mensen als voorbeeld kunnen nemen voor een naar elkaar toe bewegen ondanks heftige uiteenzettingen, om toch gezamenlijk de antroposofie door de wereld te dragen en daarmee ons via Sofia aan Christus aan te bieden.
Wat betekent het ‘in harten grondvesten’ en ‘uit hoofden doelvervult leiden’? Wat wordt er gegrondvest en van welk doel zijn we vervult? De grondsteenlegging van de Antroposofische Vereniging op 25 december 1923 geeft hierop een duidelijk antwoord. Het is de grondsteen, die we in ons hart verankeren, de grondsteen die een verbond is met de triniteit, met de Vaderliefde als substantie, met de Zoonkracht als imaginatieve vorm en met het Geestlicht als glans. En deze grondsteen kunnen we ervaren als een genezing van de afsnoering van het goddelijke door een eenwording met de triniteit in ons hart, doordat we dit verbond tot een harte aangelegenheid laten worden. De Antroposofische Vereniging wordt dan gegrondvest op dit verbond in ieder van ons. Het voert tot een gezamenlijk streven om in onderlinge harmonie en vrede (als wordende Zonnenhelden door het ‘Niet ik, maar Christus in mij’) Antroposofia door de wereld te dragen. We kunnen daarbij kracht putten uit de verbinding met Christus en hem vragen dat goed moge worden wat we zo in de wereld doen. Met het door de wereld dragen van Antroposofia laten we het gedachtenlicht rond de grondsteen in ons hart de wereld instralen. Zo brengen we Antroposofia onder de aandacht, zonder het op te dringen, maar door het te representeren, het te dragen en daarbij ook zo goed mogelijk te zijn. Ons doel is dus, het bewustzijn van Sofia door de wereld te dragen en zo ook naar de wereld toe te brengen, opdat het steeds meer mogelijk kan worden dat men de opgestane Christus kan gaan ervaren.
We grondvesten dus ons gezamenlijk handelen als herders en koningen in wording op een verbond met de triniteit in ons hart en we streven naat het door de wereld dragen van Antroposofia ten dienste van een ontwaken voor Christus.
Tot slot nog het volgende.
Na de Kerstbijeenkomst heeft Rudolf Steiner de tijdens de bijeenkomst uitgesproken grondsteenspreuk gemodificeerd laten drukken. De wijzigingen maken de spreuk iets algemener, zodat ook zij die niet bij de Kerstbijeenkomst konden zijn zich ermee konden verbinden. Zo werden de namen van de negen hiërarchische koren van geestwezens samengenomen tot drie groepsnamen, omdat het anders te hoog gegrepen zou zijn (want ze bij hun naam aanroepen betekent wel dat je het dan moet kunnen verdragen wat daaruit kan ontstaan). Ook werden de Latijnse Rozenkruizerswoorden vertaald in Duitse woorden met een specifieke accentuering voor de huidige tijd (want niet iedereen kan Latijn en de huidige bewustzijnsziel vraagt om een iets ander accent). En ook het einde van de zogeheten 4e strofe werd ietsje anders, namelijk van 19 naar 25 regels met in principe dezelfde inhoud en dan ook meer evenwicht tussen de herders en de koningen doordat de accentuering van het doelvervulde leiden iets werd teruggenomen (een leiden zonder doelbewustzijn is niet mogelijk, zodat de term ‘doelvervuld’ in feite dubbelop is, hoewel het juist tijdens de Kersbijeenkomst van belang was dat met name bewustzijn van het doel zou worden gewekt). Zo gaat het van de linker versie van het einde van de 4e strofe van de grondsteenspreuk (die Rudolf Steiner handgeschreven voor ogen had bij het uitspreken tijdens de Kerstbijeenkomst) naar de rechter versie (die Rudolf Steiner als handgeschreven versie heeft ingediend ter publicatie in het eerstvolgende nummer van het Tijdschrift ‘Das Goetheanum’ na de Kerstbijeenkomst):
Göttliches Licht
Christus Sonne
Erwärme unsere Herzen
Erleuchte unsere Häupter
Dass gut werde
Was wir aus Herzen
Gründen
Aus Häuptern
Zielvoll führen wollen.
Göttliches Licht
Christus-Sonne
Erwárme
Unsere Herzen;
Erleuchte
Unsere Häupter;
Dass gut werde,
Was wir
Aus Herzen gründen,
Was wir
Aus Häuptern führen,
Wollen.
Tijdens de Kerstbijeenkomst waren de hiërarchieën aanwezig (Rudolf Steiner gebruikte geen groepsnamen maar wezensnamen), was Christian Rozenkreuz aanwezig (Rudolf Steiner gebruikte de oorspronkelijke Latijnse woorden) en was doelgerichtheid extra van belang (Rudolf Steiner gebruikte de toevoeging ‘zielvoll’ en zelfs ‘lichtvoll’ in het 6e ritme). Hieruit zijn de wijzigingen goed te bergijpen.
Je ziet dan, dat in de gepubliceerde versie de beide stromingen van de herders en de koningen tot in de inhoudelijke structuur en zelfs het aantal regels volkomen evenwichtig en gelijkwaardig verschijnen. Ook tijdens de Kerstbijeenkomst was er een soort evenwicht, maar lag het accent toch anders.
Ik zou nu willen afsluiten met het voorlezen van de 4e strofe in de gepubliceerde versie, vanuit ons streven om in harmonie, in evenwichtigheid de beide stromen te verbinden op basis van het verbond met de triniteit in ons hart en met het doel voor ogen van het onder de mensen dragen van Antroposofia ten dienste van een ontwaken voor Christus.
In der Zeiten Wende
Trat das Welten-Geistes-Licht
In den irdischen Wesensstrom;
Nacht-Dunkel
Hatte ausgewaltet;
Taghelles Licht
Erstrahlte in Menschenseelen;
Licht,
Das erwärmet
Die armen Hirtenherzen;
Licht,
Das erleuchtet
Die weisen Königshäupter.
Göttliches Licht
Christus-Sonne
Erwárme
Unsere Herzen;
Erleuchte
Unsere Häupter;
Dass gut werde,
Was wir
Aus Herzen gründen,
Was wir
Aus Häuptern führen,
Wollen.
Mario Matthijsen over het Driekoningenfeest, maandagavond 5 januari 2015 te Den Haag, versie 24 december 2015