Oer Perzische cultuur (van ca. 6500 tot ca. 4500 v. Chr.)

Astronomisch lentepunt in Tweelingen, werkzaamheid op aarde: van 5067 tot 2907 v. Chr.

Het godenbewustzijn maakte geleidelijk aan plaats voor een beeldbewustzijn of mythologisch bewustzijn. In de Zend Avesta, waarin de leer van Zarathustra weergegeven wordt, vindt je de volgende mythologische beschrijving van de kosmos: Ooit was de hemelkoepel een lichte, gouden zonnekoepel. De duistere tegenmacht Ahriman legt dan een donkerblauwe sluier over deze zonnewereld. Vervolgens zijn er 12 engelen (Amshapands) die twaalf groepen van gaten maakten in deze sluier, hetgeen men als het ontstaan van de sterren beschouwde. Overigens werden sterrenbeelden ook als lichtwezens beleefd. Men beschouwde de heldere ster Sirius als de genius van Zarathustra. Verder vind je in de Zend Avesta beschreven dat het goddelijke lichtwezen Ormudz of Ahura Mazdao aan Zarathustra een gouden dolk geschonken heeft om daarmee de aarde te bewerken; m.a.w. de landbouw ontstaat en men begint met het kweken van gewassen, grassen worden bijvoorbeeld tot granen veredeld.

Pas aan het einde van deze periode gaat men ‘ontdekken’ oftewel bewust waarnemen dat behalve zon en maan ook de sterrenhemel beweegt. Deze overgang van het intiem verkeren met sterrenwezens naar het waarnemen van de beweging van sterren en planeten is een van de allergrootste veranderingen in de verhouding van de mens tot de kosmos.